De naaktbeelden van enkele bekende Vlamingen beroeren sinds kort de gemoederen, althans toch in het land der bekende Vlamingen en bij uitbreiding in schijnbaar de ganse media.
Bij aanvang leek het een gecoördineerde campagne voor rode neuzen dag waarbij online pesten verder werd aangepakt. Het zou niet de eerste keer zijn dat de media zich in globo laten misbruiken door bekende Vlamingen en het nadien een hoax blijkt te zijn voor een goed doel. Een gedeelde ervaring van bekende Vlamingen zou gepeste jongeren immers een hart onder de riem kunnen steken. Groot was de verbazing toen het geen stunt bleek te zijn.
Maar, waarover moeten we eigenlijk verontwaardigd dan wel collectief verbaasd zijn ?
Het feit dat bekende Vlamingen (nvdr: het gaat hier over Stan Van Samang, Peter Van De Veire en Sean Dhondt) graag zichzelf fotograferen in hun adamskostuum? Het feit dat bekende Vlamingen dergelijke kiekjes delen met zijn of haar beperkte, digitale, ‘sociale’ vriendenkring ? Het feit dat één van de benadeelden (nvdr: Peter Van De Veire) al zijn kijkende luisteraars straffeloos als pervers mag wegzetten op de openbare omroep terwijl deze jongen met belastinggeld wordt betaald? Het feit dat een Vlaams minister van, godbetert, CD&V-signatuur (nvdr: Benjamin Dalle) de gedupeerden te hulp komt?
Eerst en vooral kan worden gesteld dat het niet maken van dergelijke foto’s er toe bijdraagt dat deze niet verspreid raken. Net als een geheim dat niet (door)verteld wordt, ook geen verdere doorgang kan vinden, is dit het geval voor alles wat niet wordt gemaakt. Eens verspreid, is het misbruik ervan niet met zekerheid tegen te houden. Denken we hierbij maar aan de nobele intenties van Alfred Nobel bij het uitvinden van dynamiet. Eén van de getroffenen stelde dat hij zich beter diende te bezinnen alvorens te beginnen. Dit is sowieso een gezonde houding maar dit was blijkbaar nog niet doorgedrongen in het rijk van de bekende Vlamingen. Het is een dure les die door de betrokkenen wellicht niet licht zal worden vergeten.
De rationale achter het vastleggen van al dan niet bekend naakt op de gevoelige plaat, kan misschien vragen oproepen maar is inderdaad niet de grootste zorg. Inderdaad, en dan? Eventueel kunnen er vragen gesteld worden bij de ethiek die deze mediafiguren persoonlijk hanteren en zodoende zou kunnen doorstromen op de werkvloer en hun naaste omgeving. Bijkomend kan opgeworpen worden waarom bekende Vlamingen die hun partner naar alle waarschijnlijkheid niet langer dan etmaal moeten missen alsnog blootfoto’s van zichzelf moeten doorsturen. Of zouden ze voor iemand anders zijn gemaakt ?
Aldus lijkt de probleemstelling eerder een vraag te zijn welke vrienden men toelaat tot zijn of haar digitale groep en wat men met deze groep deelt. Maar dit is eveneens niet bijster relevant omdat het over de repercussies van het delen van info in het algemeen gaat en in welke mate de verzender verder verantwoordelijk is. De gevolgen van het delen van eigen beelden zijn blijkbaar nooit meer de zorg van diegene die de foto’s deelt want hij of zij roept de hulp in van het anders vermaledijde gerecht om de door zichzelf veroorzaakte problemen naar hen over te dragen. De maatschappij dient tegenwoordig het eigen falen op te vangen want men kan toch moeilijk verantwoordelijk worden gesteld voor de eigen daden en de potentiële gevolgen die ze met zich kunnen brengen. Het verhaal ligt anders indien het toestel wordt ontvreemd en de persoonlijk gegevens worden vrijgegeven én in het geval van minderjarigen waarbij de overheid hen dient te beschermen tegen de eigen roekeloosheid.
Van meerderjarigen en meer bepaald mannen in gezinssituaties die kinderen opvoeden waarbij het begrip goed huisvader bekend zal zijn, mag worden verwacht dat zij zich vergewissen van de gevolgen van hun acties. Mocht dit niet het geval zijn, dient de overheid hen stante pede het gebruik van sociale media te ontzeggen opdat zij tegen zichzelf zouden worden beschermd. Maar verder bordurend op het feit dat de overheid vooralsnog moet instaan voor dergelijke onwetende gebruikers van sociale media, moeten natuurlijk flankerende maatregelen worden genomen.
De overheid zal de controle moeten verscherpen en opvoeren want fotografen met telelenzen ter hoogte van huizen van plezier, maïsvelden en diets meer moeten worden gebannen. In die logica is de hulpkreet van een ex-schepen uit Langemark-Poelkappelle aan het adres van de Vlaams minister van Brussel, jeugd en media dan ook begrijpelijk. Helaas, voor de ex-lokaal mandataris kan geen soelaas worden geboden aangezien de toenmalig minister van media, Dhr. Sven Gatz was. De partijkaart had nochtans dezelfde kleur maar dat was blijkbaar onvoldoende zwaarwichtig om door te wegen.
Echter, ook de redenering van de huidige minister houdt geen steek. Vooral als hij stelt dat het iedereen kan overkomen. Met een aan de zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt vermoed dat de minister geen dergelijke beeltenissen van zichzelf bijhoudt. Als het toch het geval zou zijn, kan hij maar hopen dat ze niet in het openbaar komen. Het lijkt een ridderlijke zet om de bescherming van de gedupeerden op zich te nemen maar het is niets meer dan een goedkope electorale recuperatie van het moment. Wel mag hij zich de rol van presentatoren van de openbare omroep aantrekken. Daar waar ondernemingen dienen te betalen om eigen boodschappen in de media, zelfs op de openbare omroep, te brengen, kan de betreffende radiomaker ongestoord even zijn eigen verdediging de ether inschieten. Deze uitval is een argument pro het nemen van een online streaming abonnement. De belastingbetaler geeft daarvoor geen vrijgeleide, laat staan middelen. Het mag neutraler. Daarnaast zal het politionele en gerechtelijke apparaat de nodige middelen kosten om deze steekvlampolitiek in de kiem te smoren. Bij een werkgever in de privé kan dergelijk gedrag, namelijk het zich toeëigenen van de middelen van de werkgever, leiden tot een ontslag om dringende redenen. Zover hoeft het niet te komen maar een blaam of publieke verwittiging zou op zijn plaats zijn.
Het is alles behalve verheffende radio als een medewerker van de openbare omroep ongegeneerd zijn luisteraars perverselingen noemt en hen in één adem nog de term criminelen aansmeert. Potsierlijk en tegelijk laaghartig en respectloos wordt het om zich naar aanleiding van deze situatie in de slachtofferrol te wentelen. Meermaals werd en wordt het openbare radiomedium gebruikt om aan zelfverheerlijking te doen. Nu blijkt dit een tweesnijdend zwaard te zijn en wordt de keerzijde van deze medaille gepresenteerd. Daarenboven wordt een initieel private aangelegenheid naar het publieke forum gebracht, zonder enige schroom. En dan, mag het wel ? Het axioma ‘live with it’ is hier op zijn plaats.
In de lijn van wat Studio Brussel tegenwoordig brengt (jammer van de omstandigheden waarin het ontstaan is), namelijk muziek zonder al te veel poeha van zichzelf prijzende presentatoren, is een verademing. Dat de openbare omroep muziek, duiding, een spel en ietwat frivolere radioprogramma’s uitzendt, behoeft geen betoog en daartegen is geen bezwaar. Maar het middelpunt mag in geen geval de presentator zijn. Hij heeft, net als een minister, een dienende rol maar dan in het geheel van muziekmakers, de muziek an sich en luisteraars. De heimwee naar programma’s waarin presentatoren waaronder de nog actieve Guy De Pré de dienst uitmaken, groeit. Met zijn erudiete omkadering van de nummers maakt hij zich ondergeschikt aan de muziek en zijn makers.