Het is een platgetreden cliché geworden; maar dit land voelt zich pas een natie wanneer de nationale voetbalploeg zijn wedstrijden afwerkt in één of andere ver land. De Belg, zijn gerstenat en de landelijke driekleur vinden elkaar bij het bekijken dit volkse spel, hetzij thuis, hetzij op een groot scherm in de nabijheid van zijn kerktoren. Twee vragen dringen zich hierbij echter op: wat is de verklaring voor de uitbarsting van dit nationale gevoel en én, in verlengde daarvan en ook politiek van aard, waar bevinden Europa en zijn vertegenwoordigers zich in dit schouwspel? Want het wereldkampioenschap voetbal is per definitie een aangelegenheid van staten, niet van regio’s en, godbetert, niet van de Europese Unie.
Ooit hoorde ik een fervent fan van een niet nader te noemen blauwzwart legioen uitleggen dat het samenklitten van supporters voortvloeit uit een soort van stamgevoel. Het creëert een samenhorigheid maar wel gebaseerd en met focus op de wij-zij-tegenstelling. Het doet wat denken aan gladiatoren uit een arena in het oude Rome. Onze elf krijgers treden aan tegen de elf kampioenen van een andere clan in een strijdperk van perfect gemillimeterde zoden. Het kleinste gemene veelvoud vormt de identiteit waarmee het individu zich vereenzelvigt. In dit geval is dat het land waaronder het individu ressorteert. Het veelvoud wijzigt dan ook situationeel. Dit tekent zich duidelijk af bij een match in de nationale voetbalcompetitie. De “lokale” ploeg ontwikkelt zich daarbij als de gemeenschappelijke factor. Tifo’s, de clubfanfare en gezangen versterken het onderlinge sentiment.
Gedurende verkiezingsperiodes is deze grondstroom het gewest. In het Vlaamse landgedeelte valt dit daarenboven samen met de gemeenschap. Dit laatste is een treffendere bewoording dan het gewest voor het samenvallen van gelijkgestemden om zich af te zetten tegen andere groepen.
Met het voetbal is door de nationale belangstelling één specifieke speler die politiek buitenspel staat en dat is Europa. Zouden de politici in de Europese dan wel regionale cenakels de sport omwille van zijn vaderlandse karakter vervloeken? Feit is dat politici en zeker zij die op het Europese toneel spelen, toch wel uitblinken in afwezigheid tijdens een spektakel dat zowat de ganse wereldbol beroert. Daar waar spelprogramma’s, BV-festiviteiten en diets meer als honingpotten fungeren voor de staatkundige kaste, behoort sport numéro uno blijkbaar niet tot de interessesfeer van onze politieke klasse. De titel grootste hit van Armand (nvdr – Ben ik te min?) verwoordt het waarschijnlijk nog het best. Hoewel, enige nuance is hier toch op zijn plaats. De voetbalsport geniet, als geen andere frivole bezigheid, tal van fiscale gunstmaatregelen. Dus er is wel degelijk sprake van communicerende vaten tussen sport en politiek.
Tot slot kan volgende dualiteit de Europese spijs extra kruiden. De baarlijke duivel waarvoor Poetin en bij uitbreiding Rusland versleten worden, blijkt dan toch nog mee te vallen. Het land heeft zich wat uit zijn isolement weten te wringen en heeft zich met verve gekweten van de organisatie van het wereldkampioenschap voetbal 2018, mits enkele schermutselingen in de marge. Aangezien de Verengide Staten van Amerika in het Witte Huis met een twittergekke en onvoorspelbare president zitten opgescheept en dit vermoedelijk nog voor een aantal jaar, zal Europa mogelijks zijn blik naar andere oorden moeten richten voor bondgenoten of allianties. Een harde noot om kraken voor onze Europese leiders.